Water

Het is niet eens zo warm, maar fietsen maakt dorstig. We zijn voor het eerst in Zimbabwe en twijfelen over het water. Daarom vullen we onze bidons het liefst met water uit een fles. Maar zou dat hier, in dit kleine dorpje, bij wat de supermarkt heet te zijn, ook te krijgen zijn. Wel degelijk. We vinden een fles. Exact één en lopen er niet ontevreden mee naar de kassa. Daar breekt onmiddellijk een lichte paniek uit. Een stel wel heel erg witte medemensen heeft een winkeldochter tevoorschijn getoverd waarvan niemand de prijs weet. ‘What to do, what to do’ zegt de jongen bij de kassa en het hele bedrijf is in rep en roep. ‘What to do?’ Life is easy: na rijp beraad wordt de fles teruggeplaatst in het schap: er is geen prijs bekend dus we moeten van de aankoop afzien, redeneert men.

Water is overal een probleem in Afrika lijkt het: omdat het er niet is of omdat het niet bruikbaar is. Ooit zaten we in de hitte aan de rand van het Krugerpark en moest een stel op de oever van het riviertje blijven om eventueel arriverende krokodillen neer te schieten, terwijl Alette en anderen rustig aan het poedelen waren. Ik koos voor schietwacht. Ik heb inmiddels al vaker krokodil gegeten en kies daar liever voor, dan voor het omgekeerde. Wie ooit een nijlpaard heeft zien poepen noemt zichzelf niet gauw een schijterd, maar de held uithangen is het andere uiterste. En was het eigenlijk wel zo warm.

What to do? Water is in Namibië het verschil tussen arm en rijk; tussen succes en falen. Elke keer als wij bij Brian zijn lodge komen is het zwembad leeg. Er is hier simpelweg geen water. De laatste druppels worden naar de appartementjes geleid waar wij het stof van de dag achteloos van ons af douchen. Twee-en-half jaar is er hier niets gevallen. Iedere zomer is er naar de hemel gekeken, zijn wolken geanalyseerd en is er ook ongetwijfeld gebeden. Maar het dreef over: verschroeid, kaal, dor, droog land achterlatend.

Geld als water? Water is hier geld. Dat is helder. Het geluk komt hier uit de hemel vallen en dat doet het gelukkig die nacht. Die laatste nacht van ons verblijf. Het klettert en blijft kletteren. Het landschap dat zou moeten zuigen als een spons weet even niet meer wat het moet doen lijkt het: kolkende stroompjes ontstaan er, dikke plassen. En waar wij vaak ineengedoken door de regen rennen zie je hier grote negers met rechte rug en trage tred door de hoosbui lopen. Ze bloeien op; één met de natuur.